Het instrument heeft mechanische sleepladen. Alle pijpen zijn vervaardigd van hout.
De eikenhouten kast is in twee tinten lichtgrijs geschilderd. De luiken zijn oxblood rood geschilderd en gedecoreerd. Boven de uitneembare frontpijpen bevindt zich snijwerk met bladmotieven, bazuinengelen en bloemen. De ondertoetsen van de beide klavieren zijn belegd met ebbenhout, de boventoetsen met palmhout. De registertrekkers zijn eveneens van ebbenhout.
De pijpen van de beide klavieren staan piramidaal opgesteld, wat de toonvorming ten goede komt. De pijpen van het pedaal zijn ondergebracht in de onderkast en hebben een opstelling in octaven (C groot naast c klein en c ééngestreept, enz.). De grootste pijpen van de Subbas 16' staan achter het orgel. De pijpen van de beide tongwerken staan in een stevelblok. Het 8 voets manuaaltongwerk heeft houten koppen en metalen kelen. Het 16 voets pedaaltongwerk heeft houten koppen en beleerde houten kelen.
De windvoorziening bevindt zich in een afzonderlijk meubel naast het orgel. De balg voor het pedaal levert in verband met de 16 voets stemmen een iets hogere winddruk dan de balg voor de manuaallade.
Manuaal I (C - f3)
Prestant 8 (C - H gecombineerd met Holtpijp 8)
Holtpijp 8
Prestant 4
Quint 2 2/3 (fluitmensuur)
Octaaf 2
Terts 1 3/5 (fluitmensuur)
Manuaal II (C - f3)
Quintadeen 8
Roerfluit 4
Fluit 2
Kromhoorn 8
Pedaal (C - d1)
Subbas 16
Bourdon 8 } gecombineerd
Fluit 4 (2006)
Fagot 16 (2006)
Koppelingen : Manuaal I - II, P - I, P - II
Tremulant (Man I en II)
Winddruk: Man I en II 58 mm. wk., Pedaal 67 mm. wk.
Toonhoogte: a1 = 440 Hz
Temperatuur: evenredig zwevend
